Recensies over het boek
Wij hebben besloten om over ieder boek twee recensies te schrijven die door andere zijn geschreven, om u zo'n eerlijk mogelijke blik te geven op het boek. We hebben tevens besloten om geen scholieren te kiezen voor onze recensies omdat ze vaak een negatieve voorgedachten hebben over het lezen van boeken.
Recentie 1:
Terwijl ik in de plaatselijke bibliotheek allerlei lekkers kom zoeken, zie ik ze vaak dofogig door het gangpad schuifelen: scholieren op zoek naar een beduimeld exemplaar van De aanslag of Het bittere kruid. Om een of andere reden vinden de leerkrachten het nog altijd aangewezen dat Vlaamse jongeren van zestien, zeventien jaar lezen over hoe Nederlandse mannen en vrouwen van middelbare leeftijd of ouder de oorlog hebben verwerkt.
De val van Marga Minco bracht me in één klap terug naar de tijd toen ik zelf nog druk in de weer was met leesverslagjes, immer op zoek naar weerkerende motieven, getallensymboliek en Onderhuidse Betekenissen.
Het lijkt wel of Minco dit boek speciaal voor de leeslijsten heeft geschreven. Uiteraard is de titel al goed voor twee — wat mij betreft spotgoedkope — betekenissen. Wie goed is in woordspelletjes kan ‘m zelfs op vier verschillende manieren uitleggen.
Maar wat echt onvergeeflijk is: na twintig pagina’s kan iedereen aan de hand van die titel voorspellen hoe dit verhaal afloopt.
Wat er in De val wordt verteld kan dan ook afgedaan worden in een kortverhaal van zes pagina’s. Toch maakt Minco er een novelle van negentig bladzijden van. Waarom doet ze dat?
Misschien omdat ze de eerste zeventig bladzijden nodig heeft om bij de lezer empathie te wekken voor haar hoofdpersoon.
Goed, daar slaagt ze ook in. Daarvoor is Minco te veel vakvrouw, die in sobere taal hele mensen en situaties kan neerzetten.
De directrice trok haar zorgvuldig geëpileerde wenkbrauwen op en pakte een brief uit de standaard voor haar, een attribuut dat zoals alles op het bureau deel uitmaakte van een geometrisch patroon. Met haar gevoel voor orde en haar effen temperament was ze de tegenpool van de nonchalante, spontane Hijmans, wier driftbuien nogal eens voor opschudding zorgden. Beiden straalden een opmerkelijke vitaliteit uit. De dagelijkse omgang met hoogbejaarden scheen die in de hand te werken.
Maar ik houd niet van keurige, zuinige verhaaltjes. Zeker niet als ze daarbij nog eens een uitleggerige aftermath hebben.
http://www.achillevandenbranden.net/2008/05/de-val-marga-minco/
Recentie 2:
De val behandelt de laatste dag uit het leven van een oude vrouw, Frieda Borgstein, die haar levensavond nogal vereenzaamd slijt in een bejaardentehuis. (...) Naar de val in die put wordt konsekwent toegewerkt, beurtelings vanuit de monteurs en vanuit mevrouw Borgstein. Het is dan ook geen verrassing als die gebeurtenis op driekwart van het boek plaats vindt; te vaak heeft Minco -- om een oneerbiedige vergelijking te maken -- een close-up van de bananeschil getoond waarover de held tenslotte moet uitglijden.
Dat vind ik een zwak punt. De kracht van het toeval, die (ook blijkens het motto van Saul Bellow) te demonstreren viel, komt door de voorspelbaarheid van de gebeurtenissen niet uit de verf. (...) Ook in haar beste verhalen zijn witregels al door de kontext te ondubbelzinnig ingevuld, het zijn geen plaatsen waar de lezer zelf -- ontredderd, tastend, fantaserend -- verbanden moet leggen. Minco schrijft wel beheerst en met een scherp oog voor emotionerende details, maar ze houdt mij alles wat al te zichtbaar in de hand. Dat is de reden dat haar werk voor geen enkele middelbare scholier een probleem is. Dat van Alberts, om eens iemand te noemen die ook om zijn suggestieve eenvoud wordt geprezen, vindt elke leerling die eraan begint mateloos saai en onleesbaar. Wat mij betreft is dat een bewijs uit het ongerijmde voor het niveauverschil tussen beide auteurs
De overeenkomst met De Aanslag ligt louter op het preliteraire niveau van de stof. Ook in De Val speelt een gebeurtenis uit de oorlog een belangrijke rol. (...). Minder goed is de manier waarop heden en verleden met elkaar zijn verbonden, beide lagen blijven te zeer een eigen leven leiden.
Ronduit een konstruktiefout bevat het slot van het boek. Na de fatale val gaat het verhaal nog zo'n twintig bladzijden door, een soort appendix waarin Hein Kessels, die na de oorlog nooit meer kontakt met mevrouw Borgstein had durven zoeken, maar die nu als vertegenwoordiger van de provinciale bejaardenzorg een bezoek brengt aan het tehuis, de ware toedracht vertelt van de deportatie van het gezin Borgstein. Kessels blijkt, anders dan Frieda Borgstein altijd had gedacht, geen verrader te zijn geweest. Niet alleen voor haar komt dat verhaal echter te laat, ook voor de lezer is het mosterd na de maaltijd. Het boek zou met de val in de verwarmingsput uit hebben moeten zijn. En dat had gekund als de schrijfster er bijvoorbeeld voor had gezorgd dat mevrouw Borgstein zou hebben geweten, althans vermoed, dat Kessels naar het tehuis kwam en dat zij daarom, om die man te ontvluchten, per se in dat hondeweer de straat op wou; het bestellen van de veijaardagstaartjes zou zij dan als dekmantel hebben kunnen gebruiken voor haar afwezigheid. Literair zou zo'n scenario heel wat winst hebben kunnen opleveren.
Om te beginnen zouden heden en verleden dan direkter en logischer op elkaar aansluiten; de beslissende handeling in het heden zou immers heimelijk worden gemotiveerd door een gebeurtenis uit het verleden, met alle mogelijkheden tot verhullen van dien. Vervolgens zou het de dramatische spanning ten goede zijn gekomen, zeker als de lezer via een kunstgreep te weten was gekomen wat mevrouw Borgstein niet wist, namelijk dat Kessels zijn bezoek aan het bejaardentehuis had willen gebruiken om na al die jaren eindelijk schoon schip te maken. Ten slotte had De Val kunnen worden beëindigd op de enige plaats die daarvoor in aamnerking komt.
Maak jouw eigen website met JouwWeb